Yves Beaumont. Painter.

Alle ware kennis is reminiscentie. Wat is leren anders, dan alles weer terugvinden door de herinnering aan een enkel ding, als we tenminste een beetje moed hebben en er niet voor terugdeinzen om te zoeken. Zoeken en leren is niets anders dan zich herinneren”.

Plato: (Memo 81/10)

Yves Beaumont schildert. Hij schildert intensief.

Bomen, horizonten,landschappen, wateroppervlakken, een fort of de branding, het zijn allemaal ongrijpbare gewaarwordingen, die – eenmaal in Beaumont’s herinnering opgeslagen – aanleiding zijn om er zijn werkelijkheid, zijn landschappen mee te laten ontstaan. En ook al weet het kleinste kind dat water, zee, aarde en bomen de goden toebehoren, toch vindt Beaumont het een uitdaging om deze goden te evenaren of om ze – op gevaar af van verdoemenis – te overtreffen.

Intensief schildert hij al meer dan 10 jaar landschappen op een eigenzinnige manier, in de hoop zijn belevenissen van immense uitzichten monumentaal en zacht te weerkaatsen in het gezicht van de kijker.

Hij doet dit vaak in series op kleine doeken, die na zijn schilderen als een soort verfspiegels de natuurervaringen versterken, verhevigen en associaties oproepen.

Reeds als kind was Yves Beaumont gefascineerd door de weidsheid in zijn omgeving: de omliggende poldervlakten en de zilte zeegezichten van Oostende: het zijn plaatsen om er wandelend gedachten in te hangen. Hij had er tijd om te kijken, tijd om te zitten en te denken, of juist niet te denken. Alleen in deze stilte en bewegingloosheid hoorde en zag hij wat er al is en was: ruimte, onaantastbaarheid, vrijheid vermengd met water, bladeren, keien, zon, dag en nacht en alles wat uit je zicht en handen wegvloeit. Schilderen van het zichtbaar ongrijpbare, van het monumentaal voelbare, van de ruimte en het leven om hem heen: het werd een bezieling, die Yves Beaumont als een plezierige artistieke uitdaging aanging. Waar Beaumont opgroeide in Zandvoorde ligt een grote kreek, een vroegere spoelpolder en overblijfsel uit de tijd van de Spaanse bezetting van Oostende, met daarachter de immense poldervlakten. Dit landschap speelde een grote rol in het begrijpen van de dingen om Beaumont heen: “ik zou durven zeggen dat het een rol heeft gespeeld in de vorming van mijn wereldbeeld”, aldus de kunstenaar.

Zijn beelden zijn geen abstraheringen maar eerder krachtige intensiveringen van sensaties tot een echt Beaumont-landschap. Schilderijen en tekeningen worden bewerkt en herwerkt tot bijna monochrome beelden, getuigenissen van tijd en ruimte. De landschappen die ontstaan hebben dus bitter weinig te maken met het schilderen van landschappen, maar wel zijn het symbolen van herinneringen, van een gemoedstoestand, van een verlangen. Hiervoor tast Beaumont op een zintuiglijke wijze een verticale zilverberk, een waterige horizontale weerspiegeling, of de lichtpenetratie van de schemering af, slaat deze ervaringen op en brengt ze dan als herinneringen in beeld. En ook al lijken sommige series van zijn schilderijen op het eerste gezicht abstract, toch leert een betere beschouwing dat uit de verfmaterie landschappelijke tekens als een tak of een heuvelrug zichtbaar blijven, die slechts aanleiding zijn om er zijn landschap mee te componeren in wisselende picturale vertalingen tot een nieuwe realiteit.

Beaumont:”Zo ontstond de serie ‘Nachtdragers’ op een van mijn reizen naar het Zuiden, op Formentera. Het nachtelijke licht scheen op de gewassen en maquisbegroeiing, op het wateroppervlak en de gammele landweg naast het pension, zo fragiel, dat het bijna een spel werd van licht en kleur, vorm en compositie. Eigenlijk een zeer banaal en geromantiseerd gegeven, ware het niet dat het ook symbool kon staan voor het bijna ontbreken van het zichtbare. Alles was een schemering geworden, wat nog resteerde was de stilte, bijna voelbaar en de hitte die ook ‘s nachts op de omgeving drukte… ‘Alles was schemering geworden’… het beeld herleid tot haar essentie, tot je bijna in het donker moet gaan tasten.”

Opvallend bij de schilderijen van Beaumont is dat inhoud en vorm niet meer van elkaar kunnen gescheiden worden omdat zijn vormen ook gaan fungeren als inhoud en de inhoud samenvalt met de specifieke vorm. Misschien komt dat wel omdat deze kunstenaar zichzelf niet in de weg zit. Hij is een geboren schilder.Observatie van zijn omgeving en verwondering over die natuur leerden hem, dat de mens niet het eindproduct van de evolutie is, maar dat hij deel is van de schepping, terwijl hij intrigerend en vreugdevol zelf kan scheppen. Klassieker kan niet. Eigentijdser ook niet. Immers zijn thema, het landschap, is zo oud als de schilderkunst. Het is een prestatie om daar weer een eigenzinnige variatie en nuancering aan toe te voegen. Immers, Beaumont schildert geen mythologie en ook geen verhalen uit de bijbel, en toch zou je zijn werk ‘religieus’ kunnen noemen. Wars van religie werken zijn schilderijen meditatief, waarschijnlijk omdat hij niet alleen zijn métier verstaat maar ook omdat hij geestdriftig schildert. Hij schildert wat hij vindt dat hij moet schilderen, wars van wat anderen daarvan vinden. Wel kijkt Beaumont naar kunstvaders en is hij een groot bewonderaar van schilders als Turner en Monet. Zelf zegt hij hierover: Er bestaat geen vernieuwing zonder traditie.

Zijn vernieuwing bestaat erin, dat hij tracht het zichtbaar ongrijpbare te verbeelden in een landschap van deze tijd, dat op zijn beurt het ongrijpbare monumentaal weerkaatst.

Dit landschap laat je niet los en wil je terug zien omdat de heldere intimiteit geheimzinnig blijft.

Nicole Hermans, kunsthistorica en directeur van Arte Bene, Den Haag


Vóór Morandi werden ontelbare prachtige stillevens geschilderd, maar iemand die kunst aanvoelt zal zeker niet kunnen beweren dat de stillevens van de Italiaanse schilder gedateerd zouden zijn. Er bestaan immers geen versleten onderwerpen en het is nu eenmaal zo dat geen enkel hedendaags schilder de grote voorgeschiedenis van de schilderkunst kan negeren. Hij werkt in een continuïteit daarvan, actualiseert bepaalde onderwerpen, concretiseert zijn denkwereld en voorstellingsvermogen langs het medium verf, en probeert in deze complexe discipline een eigen weg te vinden. Een schilderij van betekenis moet zich recht houden met de fundamentele wetmatigheden van het medium an-sich. Niet eenvoudig in een tijd waarin kunst dichtgemetseld wordt door theorieën. De geest definieert echter niet als enige de kunst. Er is ook de vormgeving van emotie en gevoelens.

In het werk van Yves Beaumont (º1970) komt op tactiele wijze het zintuiglijk, gevoelig waarnemen zeer aan de orde: de vormgeving is er een van vermoedens, het koloriet is ingehouden en bedachtzaam aangebracht in een poging de werkelijkheid, ‘zijn’ werkelijkheid, te overstijgen. Schilderijen en tekeningen van Beaumont verwijzen vaak naar een minimalistisch picturale démarche: het is een zoektocht van figuratie naar poëtische defiguratie. Een verhaal om het kunstwerk heen is niet interessant, maar des te meer het mysterie dat een kunstwerk kan uitstralen. Datgene wat kan boeien in zijn kwetsbaarheid en onvolkomenheid, de manier waarop de schilder het eenvoudige esthetisme kan omzeilen en de wijze waarop de dingen pas hun gestalte krijgen door het schilderen zelf.

Ik kende Yves Beaumont als student aan de Gentse Academie voor Schone Kunsten, en ondertussen is hij een ‘compagnon de route’ geworden. Hij wordt gegrepen en geboeid door compositie en picturaliteit, brengt verf aan en schrapt, legt accenten, heeft plezier in de penseelvoering. Hij zoekt, en vindt zo zijn eigen plek binnen de hedendaagse schilderkunst.

Karel Dierickx, beeldend kunstenaar


‘De Schilderkunst is dood’ en sinds Richter lijkt alles geschilderd. En toch word je dezer dagen steeds vaker geconfronteerd met wat men ‘eigentijds schilderen’ noemt.Opmerkelijk is hoe vaak bij dat schilderen op een of andere manier wordt geappelleerd aan beelden die deel uitmaken van ons zogenaamd collectief geheugen, aan zaken die lang vervlogen zijn, maar zo ingrijpend blijken dat ze in de geest zijn blijven hangen. Hoe dan ook, velen worden erdoor aangegrepen, door vertederd. Voor velen staat de schilderkunst er sedert enige tijd weer.

Yves Beaumont (ºOostende, 1970) behoort tot het nieuwe Vlaamse ‘Schildersheir’. Let wel, er wordt nog veel geschilderd, ook buiten die gesmaakte nieuwe lichting, en ik heb het nu uiteraard over de zogenaamde Nieuwe Vlaamse Schildersschool, die er eigenlijk geen is, zoals er destijds ook niet echt een Brugse bestond, maar alle Brugse Schilders die hun stad niet verlieten en bezield, maar veeleer braaf ‘konterfeitten’, werden plots tot de ‘Brugse School’ gerekend. Yves Beaumont maakt deel uit van een groepje jonge Vlaamse schilders dat school maakt. Samen met dat van nog een aantal uitverkorenen, vertegenwoordigde werk van hem reeds eind 1997 Vlaanderen in het veelbesproken project ‘Vlaanderen/Cataloni’ in Barcelona, en werd vorig jaar zijn participatie gevraagd voor een project rond actuele Vlaamse kunst in de Pulchri Studio in Den Haag.

Het is alsof hij nooit een ander thema heeft gehad dan ‘het landschap’, maar dan in de breedste zin van het woord. Het werk heeft recentelijk op schilderkundig vlak weliswaar een wending genomen. Waar hij tot voor kort de figuratie, die steevast zijn uitgangspunt is, in de verf deed verzinken (maar dat op een subtiele en gevoelige manier) lijkt het alsof wij in de ‘vlakker’ geworden schilderijen het landschap straks daadwerkelijk te zien zullen krijgen, dat het bij een volgende ingreep zijn diepste geheimen zal prijsgeven. Beaumont is duidelijk ‘opener’ gaan schilderen. Zijn werken zijn als het ware ook een dialoog aangegaan met de waarneembaarheid van dat landschappelijke gegeven. Die band vergroot de uitdaging. Herkenbaar zijn wateroppervlakken, bomenrijen, weerspiegelingen en vage silhouetten. Landschappelijke elementen worden geschilderd, bewerkt, herwerkt en weer overschilderd in dunne verflagen. Het zijn sluiers van grijs-blauwen en etherische witten, duidelijk verwijzend naar een emotieve benadering, of een vage herinnering. Figuratieve elementen uit een bevreemdend landschap worden ‘tekens’ die een eigen leven zijn gaan leiden binnen wat we uiteindelijk ‘het schilderij’ noemen.

Beaumont schildert verder op wat de geschiedenis hem heeft nagelaten. Geen vernieuwing zonder traditie. En dat is zijn leitmotiv. Hij schildert, tekent en zoekt niet geforceerd naar vernieuwing, maakt geen vreemde sprongen, zoekt geen sensatie. Eenvoudige gegevens worden schilderkundig weergegeven en verwerkt tot getuigenissen van een hedendaags ‘beeld-denken’. Hij noteert, legt vast en maakt er bijna een nieuwe realiteit van. Hij is een jonge schilder van wie het werk al sinds zijn 20ste geregeld werd gelauwerd. ‘Inspiratie is een woord dat vooral luie kunstenaars in de mond nemen’ zei ooit iemand. Schilderen is voor Beaumont een denkproces geworden, een continuïteit. Elke tekening en elk schilderij is als een nieuwe bladzijde in een dagboek. Alleen, hij doet het niet met pen, niet met woorden en zinnen, maar met verf of houtskool. Zijn oeuvre getuigt van eenvoud, is gevoelig en suggestief.


Kenmerkend voor het werk van Yves Beaumont (°Oostende 1970) is de standvastigheid van de beeldtaal, van het creatief denken en daarnaast ook de overtuiging dat hij een schilder is die zijn taal mag en kan spreken. Zijn ‘inspiratie’ kent vrijwel een enkele bron: het landschap. Maar hij bezit ook de bijzondere gave om dit traditioneel gegeven om te vormen tot een hedendaags mediteren omtrent de schilderkunst en haar middelen. Hij zoekt naar eigen zeggen naar “de beeldende vertaling van het landschappelijke element”. Zowat alles wat met dit gegeven te maken heeft is middel en aanzet, reden tot beeldend enthousiasme, uitdaging om te herleiden tot een ultiem punt, tot een lijn, tot een vlakverdeling tussen licht en donker, een grafisch net van barsten in het ijs, de schaduw van takken tegen een lichtende achtergrond, een inbreuk op de sereniteit van een landschappelijke ritme, de kronkel van een vegetatief element, weerkaatsingen, het emotioneel geladen en toch beheerste aanvoelen van een repetitieve herinnering omtrent bomen in dichte wouden en bosachtige gebieden. Zijn schilderen is nuchter en extatisch tegelijk.

De Vlaamse en de Hollandse landschapsschilderkunst uit de zeventiende en de achttiende eeuw, de Engelse grootmeesters Turner en Constable, maar ook Spilliaert en Mondriaan boeien hem zeer en voeden zijn betrachtingen. We denken eveneens aan Théodore Rousseau en Camille Corot. Maar ook Claude Monet ligt in de lijn van zijn landschappelijke visie in die zin dat werkelijkheid en picturaliteit enthousiast in elkaar opgaan en dat wat staat uitgebeeld overstegen wordt door de gedachte, die zich langzaam meester maakt van de kijker zoals zij zich van de maker, de schepper, de ziener eerder heeft meester gemaakt. Het monumentale van sommige van zijn beeldende benaderingen, weergaven of interpretaties verraadt de intensiteit van de emotie, de behoefte aan herhalen, de angst om afscheid te nemen, het besef dat het onderwerp zich van zijn contouren heeft bevrijd. Ook Yves Beaumont vertrekt vanuit een geziene of ervaren werkelijkheid, vanuit een bestaand gegeven dat meteen een zuiver schilderkunstige allure en dimensie krijgt, die als het ware een voorwendsel wordt voor een bevragen en uitdiepen van het schilderen op zich, zoals inderdaad ondermeer met Mondriaan en Spilliaert het geval was.

Bijna voor de hand liggende gegevens zijn bijvoorbeeld de donkere golfbrekers, de stille, sombere duinenrijen of verlaten strandwegen die naar het licht van de zee toe lopen. Statische bomenrijen worden verticale beeldelementen die naar een verte uitwijken. Ritmes ontmoeten elkaar, twee vlakken zijn elkaars antipode. Het gegeven wordt uitgepuurd en groeit uit tot een etherisch schilderkunstige aanwezigheid van donker en licht, van suggestie die vanuit een realiteit is gegroeid en nu gedachte wordt, zonder het oorspronkelijke gegeven helemaal prijs te geven. Dat proces lijkt ons evenzeer schilderkunstig als geestelijk te zijn. Een doek van Yves Beaumont is immers niet gewoon een drager en wat verf, maar de getuige van een groei waarin de ene laag de andere aanvult, uitdaagt, overmeestert zonder haar transparantie te vernielen. Het figuratieve is aanwezig, teruggetrokken onder schijnbare monochromie of triomfantelijk toonaangevend in de totaliteit van verf en teken, van suggestie en herkenbaarheid, van ritme en bevreemdend licht, als etherische toets in een meer van tengerheid en getemperde tinten van blauw, groen, geel, lichtend grijs, schaduwen ook. Transparantie gluurt bij manier van spreken aan alle hoeken en op plaatsen waar de huid diafaan is geworden. Het schilderen straalt: klassiek en hedendaagse tegelijk, eenvoudig en complex, wel afgebakend en uitgerafeld, discreet en aangrijpend.

Soms mondt de ontmoeting van licht en donker uit in een verbazingwekkend gevoelige vlakverdeling van gitzwarte nacht en lichtende morgen met tengere franjes waar de twee elkaar ontmoeten. Het uitgebeelde heeft zijn ultieme vorm bereikt, zijn laatste groei.


Yves Beaumont still finds the ‘inspiration’ for his oeuvre in landscapes. He thoughtfully explores the relations between reality and imagination, between what is represented and the image that takes form on the carrier. The recognisability remains present to a greater or lesser degree, but the sketched or painted image becomes an autonomical, sensual entity. The reality of the image constantly prevails over the reality of the concept evoked. Undoubtedly Yves Beaumont is conscious of the fact that eventually every representation falls short when trying to capture reality. Perhaps for him, in the end, representing is but an alibi for the experience of happening, of acting, of the appearance and disappearance of a possible representation. It is a permanent traveling between construction and deconstruction, painting and painting over, to the ambiguous borderland between the recognisable (meaningful) and the uncertain (meaningless). It is as if the painter reaches for this one, liminal moment between significativeness and absence, between the representation and that which is not representable.

Art shows representation as a representation. It shows how the representation emerges, how it, literally, ‘takes place’ – representation calls attention onto its own appearance. In that sense art does not allow anything to appear without at the same time revisiting the appearance itself.1

Yves Beaumont finds inspiration in direct sensual observing of landscapes, lakes and ponds, trees, open land and mountains, which he captures as journal notes in sketches and photographic snapshots. As he is painting an autonomous process sets in, gradually veiling legibility and exploring the intangible. His ostensible simplifications intensify the suggestive functioning of the image as a sublimated unascertainable memory.

On the edge of an emptiness calling up expectations, he creates a latent tension between veiled legibility and pictural abdundance. It is as if the images have been completed in the imperfect tense. The spectator meets the amazement of the artist and is confronted with the mystery as the essence of the art work, which is not a representation of the world, but of being, of experiencing itself in the world. The painter seems to be fascinated by the sublime, which, according to Kant, manifests itself as an experience of reality and is able to withdraw itself from all categories of the mind – like a proverbial experience.

The experiencing of the sublime leads to the consciousness of something that transcends the world of experience – that moment at which something is not anymore and not yet meaningful.2

In the tactile materiality of Yves Beaumont’s paintings and drawings vibrates the implicit and the unspoken. There lies the secret of that which is absent, telling an untellable story about the amazement of observation.

Florent Bex


1. Frank Vande Veire: Als comateuze patiënten aan een reanimeringsmachine / Over kunst in een gemediatiseerde wereld, in: Context K, Actuele Kunst 2004, CIAP, Hasselt, p. 41.

2. Francis Smets: Lof der onwennigheid. Editoriaal, in: Context K., Actuele Kunst 2004, CIAP, Hasselt, p. 13.


De ‘inspiratie’ voor zijn oeuvre vindt Yves Beaumont nog steeds in het landschap. Bedachtzaam tast hij de relaties af tussen werkelijkheid en afbeelding, tussen het afgebeelde en het beeld dat vorm krijgt op de drager. De herkenbaarheid blijft in mindere of meerdere mate aanwezig, maar het geschetste of geschilderde beeld wordt een autonome, zintuiglijke entiteit. De werkelijkheid van het beeld primeert voortdurend op de realiteit van het gegeven dat opgeroepen wordt. Yves Beaumont is er zich zonder twijfel van bewust dat uiteindelijk elke representatie tekort schiet telkens hij de werkelijkheid poogt te vatten in een voorstelling. Wellicht is het voorstellen tenslotte voor hem slechts een alibi voor de ervaring zelf van het gebeuren, van het handelen, van het verschijnen en verdwijnen van een mogelijke voorstelling. Het is een permanent heen en weer gaan tussen constructie en deconstructie, een schilderen en terug overschilderen tot op het ambigue grensgebied tussen het herkenbare (betekenisgevende) en het ongewisse (betekenisloze). Het is alsof de schilder dit ene, liminale moment betracht tussen zingeving en afwezigheid, tussen de voorstelling en het onvoorstelbare.

De kunst toont de voorstelling als voorstelling. Zij toont hoe de voorstelling opduikt, hoe ze, letterlijk, ‘plaatsgrijpt’… de voorstelling stelt haar eigen verschijnen aan de orde. In die zin laat de kunst niets verschijnen zonder tegelijkertijd op het gebeuren van het verschijnen terug te komen.1

Yves Beaumont vindt inspiratie in het direct zintuiglijk waarnemen, van het landschap, de waterpartijen, de bomen, het vlakke land en de bergen, dat hij vastlegt als dagboeknotities in schetsen en fotografische momentopnames. Bij het schilderen treedt een autonoom proces op dat gaandeweg de leesbaarheid versluiert en het ongrijpbare aftast. Het schijnbaar vereenvoudigen intensifieert de suggestieve werking van het beeld als een gesublimeerde onachterhaalbare herinnering.

Op de rand van de leegte, die verwachting oproept, creëert hij een latente spanning tussen verhulde leesbaarheid en picturale volheid. Het is alsof de beelden afgewerkt zijn in de onvoltooide tijd. De toeschouwer ontmoet de verwondering van de schilder en wordt geconfronteerd met het mysterie als essentie van het kunstwerk, dat geen voorstelling is van de wereld, maar van het zijn, een ervaring van zichzelf in de wereld. De schilder lijkt gefascineerd te zijn door het sublieme, dat zich volgens Kant aandient als een werkelijkheidservaring, die zich weet te onttrekken aan alle categorieën van het verstand als een soort preverbiale ervaring.

De ervaring van het sublieme voert naar het bewustzijn van iets dat de ervaringswereld overstijgt… het moment waarop iets niet meer en nog niet betekenend is.2

In de tactiele materialiteit van Yves Beaumont’s schilderijen en tekeningen vibreert het onderhuidse en het verzwegene, waar het geheim schuilt van het afwezige, dat een onzegbaar verhaal vertelt over de verwondering van het waarnemen.

Florent Bex


1. Frank Vande Veire: Als comateuze patiënten aan een reanimeringsmachine / Over kunst in een gemediatiseerde wereld, in: Context K, Actuele Kunst 2004, CIAP, Hasselt, p. 41.

2. Francis Smets: Lof der onwennigheid. Editoriaal, in: Context K., Actuele Kunst 2004, CIAP, Hasselt, p. 13.


Facebook
@