Yves Beaumont. Painter.

The work of Yves Beaumont (°Ostend, 1970) is characterized not only by the constancy of its imagery, of the creative thought behind it, but also by his belief that he is a painter who can and may speak his own language. Though he gets his inspiration from a single source – the landscape – he has a gift for transforming this traditional subject into a contemporary meditation on painting and its means. In his own words, he looks for the ‘visual translation of the landscape element’. Everything to do with this concept serves as a means and an impetus to, and a cause for, expressive enthusiasm, as a challenge to trace everything back to one ultimate point, to a line, to a surface division between light and dark, a graphic network of cracks in the ice, branches throwing a shadow against a bright background, shattering the serenity of a scenic rhythm, a vegetative element’s twist, reflections and the emotionally charged yet composed feel of a repetitive memory of trees in dense forests and woodland areas. His painting is at once sober and ecstatic.

He finds himself fascinated and inspired not just by the Dutch and Flemish landscape painters of the seventeenth and eighteenth centuries and the English masters Turner and Constable, but also by Spilliaert and Mondrian. We should also name Theodore Rousseau and Camille Corot. Even the work of Claude Monet can be said to be in line with Beaumont’s views on landscape, in the sense that reality and pictoriality merge with each other enthusiastically, that the thought transcends that which is portrayed and slowly seizes the viewer as it has the author, the creator, the visionary. The monumentality of some of his artistic approaches, views and interpretations reveals the intensity of the emotion, the need to repeat, the fear to say goodbye, the knowledge that the subject has freed itself from its contours. Yves Beaumont starts from an observed or experienced reality, from a fact that immediately acquires a purely artistic style and dimension, which almost becomes a pretext for questioning and exploring the act of painting itself – as indeed did Mondrian, Spilliaert and others.

Almost obvious data points include the dark breakwaters, the quiet, grim sand dunes and deserted beach ways that lead into the light of the sea. Static rows of trees become vertical rows of pictorial elements moving into the distance. Rhythms meet, two planes are each other’s antipodes. The existing image is purified and expanded into an ethereally artistic presence of darkness and light, of a suggestion that has emerged from reality and become thought, but its original is never completely abandoned. We find this process to be at once artistic and spiritual. A painting by Beaumont is not just a canvas covered with some paint, it is the witness of a growth in which each layer complements the next, challenges it, overpowers it without destroying its transparency. The figurative element is still present, sheltering in apparent monochrome or figuring triumphantly in the totality of paint and sign, of suggestion and recognition, of rhythm and alienating light, as an essential touch in a lake of frailty and subdued shades of blue, green, yellow, shining gray and shadows. Transparency skulks around all corners and in every place where skin has become diaphanous. The painting shines: it is both classic and contemporary, simple and complex, frayed and well defined, poignant and inconspicuous.

At times this confrontation of light and darkness ends in an amazingly sensitive surface distribution of black night and radiant morning meeting in a tangle of wispy bright fringes in which the portrayal reaches its ultimate form and completes its final growth.

Hugo Brutin (art critic)


Kenmerkend voor het werk van Yves Beaumont (°Oostende 1970) is de standvastigheid van de beeldtaal, van het creatief denken en daarnaast ook de overtuiging dat hij een schilder is die zijn taal mag en kan spreken. Zijn ‘inspiratie’ kent vrijwel een enkele bron: het landschap. Maar hij bezit ook de bijzondere gave om dit traditioneel gegeven om te vormen tot een hedendaags mediteren omtrent de schilderkunst en haar middelen. Hij zoekt naar eigen zeggen naar “de beeldende vertaling van het landschappelijke element”. Zowat alles wat met dit gegeven te maken heeft is middel en aanzet, reden tot beeldend enthousiasme, uitdaging om te herleiden tot een ultiem punt, tot een lijn, tot een vlakverdeling tussen licht en donker, een grafisch net van barsten in het ijs, de schaduw van takken tegen een lichtende achtergrond, een inbreuk op de sereniteit van een landschappelijke ritme, de kronkel van een vegetatief element, weerkaatsingen, het emotioneel geladen en toch beheerste aanvoelen van een repetitieve herinnering omtrent bomen in dichte wouden en bosachtige gebieden. Zijn schilderen is nuchter en extatisch tegelijk.

De Vlaamse en de Hollandse landschapsschilderkunst uit de zeventiende en de achttiende eeuw, de Engelse grootmeesters Turner en Constable, maar ook Spilliaert en Mondriaan boeien hem zeer en voeden zijn betrachtingen. We denken eveneens aan Théodore Rousseau en Camille Corot. Maar ook Claude Monet ligt in de lijn van zijn landschappelijke visie in die zin dat werkelijkheid en picturaliteit enthousiast in elkaar opgaan en dat wat staat uitgebeeld overstegen wordt door de gedachte, die zich langzaam meester maakt van de kijker zoals zij zich van de maker, de schepper, de ziener eerder heeft meester gemaakt. Het monumentale van sommige van zijn beeldende benaderingen, weergaven of interpretaties verraadt de intensiteit van de emotie, de behoefte aan herhalen, de angst om afscheid te nemen, het besef dat het onderwerp zich van zijn contouren heeft bevrijd. Ook Yves Beaumont vertrekt vanuit een geziene of ervaren werkelijkheid, vanuit een bestaand gegeven dat meteen een zuiver schilderkunstige allure en dimensie krijgt, die als het ware een voorwendsel wordt voor een bevragen en uitdiepen van het schilderen op zich, zoals inderdaad ondermeer met Mondriaan en Spilliaert het geval was.

Bijna voor de hand liggende gegevens zijn bijvoorbeeld de donkere golfbrekers, de stille, sombere duinenrijen of verlaten strandwegen die naar het licht van de zee toe lopen. Statische bomenrijen worden verticale beeldelementen die naar een verte uitwijken. Ritmes ontmoeten elkaar, twee vlakken zijn elkaars antipode. Het gegeven wordt uitgepuurd en groeit uit tot een etherisch schilderkunstige aanwezigheid van donker en licht, van suggestie die vanuit een realiteit is gegroeid en nu gedachte wordt, zonder het oorspronkelijke gegeven helemaal prijs te geven. Dat proces lijkt ons evenzeer schilderkunstig als geestelijk te zijn. Een doek van Yves Beaumont is immers niet gewoon een drager en wat verf, maar de getuige van een groei waarin de ene laag de andere aanvult, uitdaagt, overmeestert zonder haar transparantie te vernielen. Het figuratieve is aanwezig, teruggetrokken onder schijnbare monochromie of triomfantelijk toonaangevend in de totaliteit van verf en teken, van suggestie en herkenbaarheid, van ritme en bevreemdend licht, als etherische toets in een meer van tengerheid en getemperde tinten van blauw, groen, geel, lichtend grijs, schaduwen ook. Transparantie gluurt bij manier van spreken aan alle hoeken en op plaatsen waar de huid diafaan is geworden. Het schilderen straalt: klassiek en hedendaagse tegelijk, eenvoudig en complex, wel afgebakend en uitgerafeld, discreet en aangrijpend.

Soms mondt de ontmoeting van licht en donker uit in een verbazingwekkend gevoelige vlakverdeling van gitzwarte nacht en lichtende morgen met tengere franjes waar de twee elkaar ontmoeten. Het uitgebeelde heeft zijn ultieme vorm bereikt, zijn laatste groei.


Facebook
@