Yves Beaumont. Painter.

Hoe stiller je kijkt naar wat nabij is, hoe vlotter het wonder zich ontvouwt. Yves Beaumont hoeft geen vreemde oorden op te zoeken, om zich geïnspireerd te weten voor zijn werk. Net om de hoek, in het West-Vlaamse krekengebied rond De Keignaert, wacht een trage en bekende wereld die hem een beeldenarsenaal oplevert waarin hij dagelijks kan tasten. De wolkenpartijen van het polderland, de ritmische rietkragen, het licht dat onder de waterhuid kruipt, het kabbelen en rimpelen, het volstaat om volgelopen het atelier in te duiken.

“Ik ben geen avonturier”, bekent de kunstenaar, “nooit geweest. Toen ik studeerde aan het KASK in Gent, bleef ik thuis bij mijn ouders wonen en pendelde ik heen en weer. Nu ben ik ook voor mijn reisbestemmingen honkvast: het idyllische noorden van Mallorca, oostelijk Andalusië, Friesland en de Waddeneilanden, de vallei van de Semois, daar kom ik al jarenlang en daar voel ik me thuis.”
En dus ook in Zandvoorde, een voorgeborchte van Oostende. Het is de plek waar hij – buiten de coronatijden – samen met vrienden voetbal geniet, het dorpscafé frequenteert, gemoedelijk zwaait naar alle bekenden die hij tegenkomt. “Een volksjongen ben ik, ik hou niet van artistieke pretentie. Ik vind het belangrijk om kunst laagdrempelig te houden, en nodig mijn vrienden nu en dan steevast uit op vernissages. Gekscherend zeggen ze wel eens: ‘Beaumontje is een kunstenaar.’ Het houdt me met de voeten op de grond. Schilderen is voor mij een job als een ander, ik ga naar mijn atelier zoals een loodgieter zijn werk doet. Ik besef heel goed dat ik een bevoorrechte positie heb, als docent aan de academie van Brugge, en hier thuis, in de vrijheid en veilige luxe van mijn atelier.”
Dat hij geen kapsones heeft, de bescheidenheid viert, siert Yves Beaumont enorm. Maar het verhaal is natuurlijk minder eenduidig dan je zou denken. Want wanneer hij de deur van het atelier achter zich sluit, opent zich een andere poort van zijn persoonlijkheid: de eerder weemoedige romanticus, de nostalgische introvert, doortrokken van Weltschmerz. Een zwaarte die zich ontvouwt in zijn doeken, een donkerte, een schaduw die neerdaalt als hij alleen is. “Ik heb het altijd gehad,” zegt hij, “dat verlangen naar een andere, denkbeeldige plek waar het beter is. Een ideaal oord, waar het onrecht van de wereld afwezig is. Als puber liep ik rond met een opzichtig punkkapsel en een resem oorbellen, als jonge anarchist ging ik protesteren tegen de komst van de paus in Brussel of gaan betogen op de befaamde jongerenmarsen voor werk, de rebellie zat er van jongs af in.”

Drempel

Het werpt een verhelderend licht op een nieuwe reeks schilderen, met de titel Threshold: de overgang naar een nieuwe tijd, de opklaring die al komt priemen in de verte, het vale schijnsel dat als richtingaanwijzer neervalt op de drempel. Een lichtspel als een vraagteken: komen we dit weer te boven, en hoe dan? Behoorlijk moeilijk heeft deze vrijdenker het met sommige aspecten van de coronacrisis, de ontmenselijking soms, de vele onlogische en onrechtvaardige gevolgen. Het was een doem die hij bijna visionair voorzag in de serie daarvoor, Swelling Seas: woeste marines, kolkende, aardedonkere zeeën die nauwelijks licht verdragen, een storm die je lijkt te verzwelgen, terwijl je zorgelijk tast naar ankerpunten. “Los van het feit dat ik een kustbewoner ben en bijna vanzelfsprekend een band heb met de zee, lag er misschien een dieperliggende gedachte aan de basis van de reden waarom ik dit schilderde,” zegt Beaumont, “voorvoelde ik effectief wat op komst was? Was het een voorbode van de woelige jaren waar we nu middenin zitten? Of slechts een neerslag van mijn persoonlijke worstelingen? Een landscape of the mind?”
Zelfs als de tegenstand, de weerzin broeit in elke vezel van zijn lijf, zal hij dit nooit louter anekdotisch weergeven. Want de onheilspellende schuimkoppen kunnen evengoed onherbergzame, besneeuwde bergtoppen zijn. Uiteindelijk is het een symbolisch spel met kleur en vorm, een uitstrijken van de verf die sensaties oproept, een heel sensitieve dialoog met het doek, die uitdijt tot bij de kijker, die zich geraakt voelt, bevraagd voelt, onmogelijk onbewogen kan blijven. Je wordt onvrijwillig naar binnen gezogen, omdat je niet meteen kunt verklaren. Beaumont presenteert mysteries. Door de jaren heen leerde hij de lokmiddeltjes hanteren als de beste.

Tijdloos

“Nooit zal ik me zomaar vergrijpen aan een rechtstreekse weergave van de actualiteit. Politiek of ideologie beweegt me zeer, maar het vindt geen directe weg naar mijn werken. Daar beoog ik iets anders: iets tijdlozer, onvergankelijker, eeuwiger, universeler. Misschien daarom heb ik zo’n voorliefde voor het landschap, het is een motief dat doorheen de geschiedenis altijd al schilders heeft geïntrigeerd. Mijn grote voorbeelden zijn vooral Turner, Whistler, George Inness en Corot – ik ben verliefd op het tegenlicht dat hij gebruikte in vrijwel zijn gehele oeuvre. Een ouderwetse schilder ben ik, die gekende thema’s tracht op te tillen tot een hedendaagse relevantie.” 
Clair-obscur, licht en donker, spelen in het werk van Beaumont een flirterige rondedans. Meestal wordt de strijd beslecht in het voordeel van het donker – hoewel. In de schaarste van het licht zit een uitzonderlijke kracht. Dat zwart – dat geen zwart is maar een mengeling van diverse donkerbruinen en donkerblauwen, naar een recept van zijn leermeester en zielsgenoot Karel Dierickx – domineert schijnbaar, maar is eigenlijk de tegentoets, de uitdager en stimulator, die het licht nog feller doet stralen. In de floue contouren is de klaarte nog aarzelend, maar daarna, wanneer het zich loswrikt uit de duistere massa, is het van een luminositeit die de driedimensionaliteit overstijgt, een energie die zich boven en buiten het doek om lijkt te bewegen, die de kijker verwarmt, tot in de ziel verlicht. 
Krijgen we hiermee ook een inkijk in de ziel van de schilder? Ongetwijfeld. De dualiteit van zijn extraverte wereldse stem, en zijn sensitieve, in zichzelf gekeerde alter ego, komt tot een hoogtepunt in de negatieven die Yves Beaumont maakt op papier. Overdadig wit hier, met her en der een goed gemikt frêle streepje zwart. Tussen de rafelige randen legt hij zijn eigen teerheid bloot, de genaakbare ruggengraat van zijn zijn, die hij nooit zou kunnen vertalen in woorden, maar die hier onmiskenbaar is, voor de nauwlettende observator. Kleine mirakels gebeuren er in dit atelier, voor wie niet bang is voor een razende storm, en daarna een bloedmooie, ijzingwekkende, gloedvolle stilte.

Annelies A.A. Vanbelle


Facebook
@