Yves Beaumont. Painter.

Het was warm aan den vijver en doodstil. De zon, rood en afgemat van haar dagelijksch werk, scheen een oogenblik op den verren duinrand uit te rusten, voor ze onderdook. Bijna volkomen spiegelde het gladde water haar gloeiend aangezicht weer.” Dat is wat het is. Beter kan het werk van Yves Beaumont (°Oostende, 1970) niet in woorden omschreven worden. Schrijver Frederik van Eeden tekende de zinnen op in zijn “De kleine Johannes”, en hoewel hij al in 1932 de geest gaf bezat hij dus een vooruitziende blik. Eigenlijk zou ik deze beschouwing over het werk van Beaumont op dit punt van mijn schrijven hier wel kunnen afronden en besluiten. Ware het niet dat ik toch nog enkele emoties aan bovenstaande beginregels wil toevoegen.

Afgetekende inspiratie

De dromerige landschappen van Beaumont zijn gevat in de nevel van de gedachte. Door de ogen toe te knijpen komt het in olieverf dan wel acryl op doek gepenseelde gevoel helder in beeld. Het lijkt een simpele vormgeving, maar de zuivere blik merkt een grote schakering aan tinten in de schemer van het land en het licht van de lucht. Telkens bevindt zich het geschilderde op het scherpst van de snede tussen werkelijkheid en abstracte vormgeving. Het zichtbare landschap is de afgetekende inspiratie, maar hoe dit zich aan de schilder toont blijft mysterieus. Is ook niet belangrijk, van betekenis is dat de kijker letterlijk kan wegdromen in de beeltenis.

De gedachte zichtbaar

De composities van Yves Beaumont zijn rustgevend, welhaast meditatief. Bij een muziekcompositie sluit je de ogen om de glans ervan te ervaren. Dit werkt net andersom, want met de ogen dicht kun je het werk niet ondervinden. Maar toch, sluit je ze wel, dan echoot het werk achter de oogleden en weerklinkt in gedachten. Het beeld etst zich op het gezichtsveld, nadat je de ogen de kost hebt gegeven. Het beeld verandert niet, want het is al een gedachte, het is al een schim van wat het in werkelijkheid is. Het landschap zoals Yves Beaumont deze bedenkt bij de realiteit, bestaat niet maar leeft in zijn geest. Hij maakt de gedachte zichtbaar, maar deze is echter nergens anders te vinden dan op deze doeken. Zijn dichterlijke vrijheid duidt een landschap in de schemerige overgang van dag naar nacht en terug.

Glanzend licht

Toch weet de schilder in de schemer een helderheid te scheppen. Een klaarte van de rijzende zon, een lucht die zich spiegelt in het water. Een glanzend licht aan het eind van de tunnel, ofwel als lichte vlek op de horizon. Het is in de serie “Woods” net alsof je tussen de oprijzende watermassa’s van de Schelfzee achter Mozes aanloopt en in de verte het beloofde land al ziet liggen. De tinten van de geschilderde luchten geven de stemming voor de composities aan, meer nog dan de ondoordringbare bossage dat doet. Daar zit de emotie, in die lucht. Het landschap is slechts de kapstok daarvoor, om het beeld tastbaar te maken en grijpbaar te houden.

Noordland

In deze serie bossen, rivieren en weilanden valt het noordland op en uit de toon. Beaumont lijkt erin gegroeid te zijn, het beeld als herkenning los te laten. Het gezicht op bijvoorbeeld het wad is onbeperkt en wordt niet gestoord door bosranden. De blik is ruim, de lucht mengt zich ongezien in het water. Een enkele lijn geeft de horizon aan, punten spiegelen zich verticaal. Het is een prachtige eenvoud, die nog meer aan de verbeelding overlaat dan de andere schilderingen.

Jurjen K. van der Hoek


Het gaat uitstekend met de hedendaagse schilderkunst. Toen de ‘art of painting’ in de jaren zeventig en begin tachtig van de twintigste eeuw, dankzij het conceptuele geweld, werd doodverklaard, leek het toen al vijf à zes eeuwen oude omgaan met verf, borstel en doek definitief ten dode opgeschreven. Maar het verhaal is bekend: het genie van Gerhard Richter, de conceptuele aanpak van Luc Tuymans, en nog een aantal andere factoren, plaatsten de schilderkunst opnieuw in de belangstelling.

Essentieel bij de nieuwe generatie schilders was de veranderde attitude: het ging niet (enkel) meer om de spanning tussen lijnen, kleuren en vlakken, tussen figuratie en abstractie, tussen teken en betekenis en dies meer: de nieuwe schilders gingen vooral om met de herinterpretatie van bestaande beelden. Die beelden haalden ze van foto’s, video, knipsels, documenten en andere bestaande dragers waar, in een vlaag van inspiratie, het aspect ‘concept’ werd aan toegevoegd: men schilderde geen individuele doeken meer an sich, men schilderde een reeks, een opvatting, een gedachtegang.

Sindsdien verspreidde en versplinterde het hedendaagse schilderen zich in duizend richtingen. De Britse kunsthandelaar en -verzamelaar Charles Saatchi lanceerde ‘The New Painting’, fenomenen als de Leipziger Schüle (Neo Rauch, Matthias Weischer e.a.) doken op, schilders als Johannes Kahrs, Thomas Scheibitz, Wilhelm Sasnal, Jenny Saville, Jonathan Meese, Dan Walsh en vele anderen bestormden de internationale scène, elk op hun eigen manier. België bleef niet achter. Een jonge generatie schilders ontwikkelde een heel eigen schilderkunstig denken, dat toch draaide (en nog steeds draait) om het idee: wat doe je vandaag met dit medium? Hoe ga je om met de grote verhalen? Mag er opnieuw sprake zijn van een zekere esthetiek? Intussen bulkt dit land van jonge, interessante schilders die elk op een sterk individuele manier  omgaan met dit blijkbaar niet uit te roeien medium.Bij die hedendaagse Belgische schilders zijn er toch een aantal die de verworvenheden van het nieuwe schilderen graag oppikken, maar de erfenis van het verleden niet kunnen en willen loslaten. Veel heeft te maken met de traditie en de evolutie van de landschapsschilderkunst: sinds de ‘Mont Ste.Victoire’-versies van Paul Cézanne en ‘Impression: soleil levant’ van Claude Monet, maar ook sinds het werk van Constable en Turner, is ‘het landschap’ in de moderne schilderkunst een boeiende queeste geworden, met de radicale abstrahering van Mondriaan, de perspectieven van Spilliaert, de aardsheid van de Latemse School, tot en met het hedendaagse werk van Per Kirkeby en de al genoemde Gerhard Richter.

Eén van die hedendaagse Belgische schilders, met de voeten middenin de queeste, is Yves Beaumont (Oostende, º1970). Het landschapsgegeven is in zijn schilderen essentieel. Hij kent en bewondert de grote meesters, maar ontwikkelde gaandeweg zijn eigen picturale taal. En die komt vooral neer op: ‘vertalen’. Beaumont vertaalt het reële landschapsbeeld, zoals hij het ziet, niet zomaar naar een eigen esthetische interpretatie, maar hanteert wat hij noemt een ‘picturale logica’: een logica die het karakter van het oppervlak van het doek en van de verfhuid bevoelt, de materie van de verf betast en kneedt en het onderwerp in een geheel nieuwe vorm aan de kijker aanbiedt. Daarbij wordt het schilderij (of de tekening) losgemaakt van het eigenlijke onderwerp, het gaat op zichzelf staan. Eigenlijk doet Beaumont wat essentieel is aan de schilderkunst, in tegenstelling tot de meeste andere vormen van beeldende kunst: hij creëert met de hand en de geest, door het aanbrengen van verf en pigment op doek, een totaal nieuw beeld. Typisch in zijn oeuvre is dat hij daar de ene keer een meer figuratief, de andere keer een meer abstraherend karakter aan geeft. Het omgaan met het nieuwe beeld is immers een omgaan met de vrijheid waarover de schilder, telkens opnieuw, beschikt. En die vrijheid is voor Yves Beaumont heel specifiek: bij hem gaat het om een zoeken naar vernieuwing in de beeldtaal, met respect voor het ‘oude’ medium schilderkunst

In zijn oeuvre kan je een aantal ‘milestones’ duiden. Een serie als ‘De Nachtdragers’ of ‘La nit eterna’ bijvoorbeeld: ‘zwarte’ schilderijen die ontstonden rond het idee van nachtelijke landschappen. ‘Donkerte’ staat hier centraal: niet het pure zwart (die kleur gebruikt hij overigens niet), maar het spel van minimaal licht en maximaal donker, het omgaan met kleur, licht en verf zorgt ervoor dat de schilder niet meer met een landschap bezig is, maar met een doorgedreven schilderkunstig onderzoek naar vorm en evenwicht. Ook in de lichtere werken brengt Beaumont diverse lagen aan, mengt hij verschillende tinten, telkens op zoek naar het ideale licht, dat als een sluier over de doeken valt. Gelijkaardige dingen kan je zeggen over andere series, zoals de Iberische en de Ardense landschappen. Bij de eerste lijkt de zon niet op, maar achter het doek te schijnen. Bij de tweede overheerst een waas van schaduw en donkerte. Of Beaumont nu een landschap, een bos, een boom of een tak schildert: het figuratieve element blijft min of meer bestaan, maar trekt zich onmiskenbaar terug om plaats te maken voor alle mogelijke vormen van licht. In de reeks ‘Waterlines’ wordt dat ten top gevoerd: hier ze je reflecties op het water, de weerspiegeling van vegetatieve elementen, het golvende effect van de horizontale lijnen.

Yves Beaumont creëert verbeeldingen, zwanger van wat zes eeuwen schilderkunst allemaal al heeft opgeleverd, maar tegelijk zo geconcentreerd en uitgepuurd dat ze een opvallend sterk persoonlijke signatuur dragen, de hand van de meester die de blik van de kijker leidt naar waar hij hem wil hebben: naar de wereld, op een bepaalde plek, een bepaalde dag, een bepaald uur, met een bepaalde lichtinval en een bepaalde sfeer. De wereld van het licht, het licht van de wereld.

Marc Ruyters


Aanschouwing zonder abstractie is blind,
abstractie zonder aanschouwing is leeg.

Immanuel Kant

“Ik ben eigenlijk een ouderwetse schilder”, stelt hij, “ik hou me met het traditioneel gegeven van het landschap bezig. Dat komt wellicht door mijn interesse voor de Hollandse en Vlaamse landschapsschilderkunst van de 17de eeuw.” Van Ruysdael en tijdgenoten boeien hem mateloos. Maar ook de School van Barbizon, Théodore Rousseau en Claude Monet, en de grote Engelse landschapsschilders als Constable en Turner zijn voor hem bronnen van bewondering en inspiratie, net zoals Mondriaan en Spilliaert. Zelfs wat de late twintigste eeuw betreft gaat zijn interesse vooral uit naar schilders voor wie het landschappelijk gegeven een erg grote rol heeft gespeeld en nog steeds speelt. Denk maar aan Per Kirkeby en Bernd Koberling. Langs die weg is hij tot zijn huidig werk gekomen. Hij hecht veel belang aan de verfhuid, de gelaagdheid van de verf, het evenwicht op het doek, de compositie. “Het is eigenlijk een vorm van poëzie”.

In gesprekken verwijst Yves Beaumont (°Oostende, 1970) veelvuldig naar grote voorbeelden uit het verleden zoals Caspar David Friedrich en de schilders van de Hudson River School, allemaal lieden die bezeten waren door het landschap én het schilderen. Beaumont is net zo bezeten en hij weet die bezetenheid op een gedreven manier in toom te houden en vorm te geven. Hij is een meester in het weglaten van het overbodige. Bij hem vind je geen anekdotiek, niets wat je afleidt van de essentie van een landschap. Hij is gefascineerd door “de kracht van de afwezigheid van de dingen, de leegte”. Hij bekomt hierdoor intrigerende doeken die een vorm van tijdloosheid bezitten, schilderijen die uitnodigen om erin te verdwalen, om er eindeloos ver in door te dringen, hoe bescheiden van formaat ze soms ook zijn. Yves Beaumont sluit zich ook aan bij sommige vroegere tradities en schildert vaak van uit een donkere ondergrond. De lichtere gedeelten gaan op die manier als het ware oplichten uit de duisternis, ze krijgen een andere intensiteit. Zijn schilderijen mogen op het eerste gezicht misschien wel eenvoudig ogen, ze zijn het in wezen allerminst. Ze zijn het resultaat van doorgehouden inspanning om de juiste kleur, de juiste gelaagdheid, de juiste intensiteit te bereiken.

‘Noordland’ is de titel van een reeks werken die hun inspiratie vonden in noordelijk Nederland, langs het IJsselmeer, Friesland, de Waddenzee. Uit dat concrete gegeven ontstonden etherische schilderijen die je meenemen in een nevelige eindeloosheid. De grijze einder doemt op van links naar rechts, wordt sterker, meer uitgesproken met hier en daar soms een lichte suggestie van industriële aanwezigheid. Het is het resultaat van schilderen en overschilderen tot je het skelet overhoudt, dus helemaal tegengesteld aan wat een ontleedkundige pleegt te doen. Uitpuren, weglaten, niet tonen. De reeksen rond ‘De dageraad’ en ‘Woods’ zijn intrigerend door hun mysteriegehalte. Het zijn schilderijen waarvan een zekere dreiging uitgaat of die iets raadselachtig over zich hebben. Ze geven hun geheimen niet of niet zomaar prijs. Het schilderen van donker naar licht betekent dat de kunstenaar ook soms lagen moet wegschrapen waardoor er een soort sluier ontstaat en die weet de kunstenaar in dit geval bijzonder goed te benutten. Hij is niet alleen een inhoudelijk begaafde schilder, hij is ook een vakman. Hij heeft oog voor de diversiteit binnen de geschilderde partijen en weet op die manier een spanning op te bouwen binnen ogenschijnlijk egale gedeelten van het schilderij. Dit maakt zijn landschappen ongemeen boeiend en aantrekkelijk. “Het poëtisch karakter van een schilderij is voor mij zeer belangrijk”, zegt hij. Het moet veel meer zijn dan het gegeven beeld. Het moet hem als het ware in het werk trekken. Dat doen de schilderijen van Beaumont wel degelijk. Ze laten je in het schilderij stappen, ze zetten de kijker aan tot exploratie ondanks de dreiging die er soms van uit gaat.

Recentelijk is Yves Beaumont ook sterk bezig met houtskooltekeningen. Het is opvallend hoe de techniek van de houtskooltekening een echte heropleving kent bij een legertje van zeer diverse kunstenaars. Zij gebruiken het middel op velerlei wijzen om hun ding te doen. De toe te juichen hernieuwde aandacht voor de tekening als zeer belangrijk expressiemiddel in het algemeen zal hier wellicht – onbewust of niet – een rol in spelen. Zijn houtskooltekeningen vormen één onlosmakelijk geheel met zijn totale oeuvre en passen helemaal in zijn zoektocht naar het scheppen van het juiste beeld. Zo roept ‘After the storm’ de sfeer op van de symbolisten – terug die traditie, die kunstenaars van weleer. Het zijn tenslotte de symbolisten die de tekening als autonome kunstvorm introduceerden. Toch is het werk van Beaumont zeer hedendaags, het fijne is dat hij die hedendaagsheid, dat actuele met de traditie verbindt. In het Vlaams Parlement hangen van hem een aantal tekeningen die zich situeren in de reeks ‘Woods’. In dat heel statisch gegeven weet de kunstenaar een grote dynamiek te leggen. Het is een reeks die uitmondt in een schitterend werk, een schilderij met welgeteld elf strepen, elf bomen die een heel eigen wereld oproepen.

Yves Beaumont maakt duidelijk dat een kunstenaar soms een meer accuraat beeld van de natuur kan ophangen dan de wetenschapsmens. Zijn intussen al uitgebreide oeuvre toont de grote diversiteit en beweeglijkheid van de natuur, hoe eeuwig een landschap ook kan lijken, het is steeds in verandering.

Daan Rau


Alle ware kennis is reminiscentie. Wat is leren anders, dan alles weer terugvinden door de herinnering aan een enkel ding, als we tenminste een beetje moed hebben en er niet voor terugdeinzen om te zoeken. Zoeken en leren is niets anders dan zich herinneren”.

Plato: (Memo 81/10)

Yves Beaumont schildert. Hij schildert intensief.

Bomen, horizonten,landschappen, wateroppervlakken, een fort of de branding, het zijn allemaal ongrijpbare gewaarwordingen, die – eenmaal in Beaumont’s herinnering opgeslagen – aanleiding zijn om er zijn werkelijkheid, zijn landschappen mee te laten ontstaan. En ook al weet het kleinste kind dat water, zee, aarde en bomen de goden toebehoren, toch vindt Beaumont het een uitdaging om deze goden te evenaren of om ze – op gevaar af van verdoemenis – te overtreffen.

Intensief schildert hij al meer dan 10 jaar landschappen op een eigenzinnige manier, in de hoop zijn belevenissen van immense uitzichten monumentaal en zacht te weerkaatsen in het gezicht van de kijker.

Hij doet dit vaak in series op kleine doeken, die na zijn schilderen als een soort verfspiegels de natuurervaringen versterken, verhevigen en associaties oproepen.

Reeds als kind was Yves Beaumont gefascineerd door de weidsheid in zijn omgeving: de omliggende poldervlakten en de zilte zeegezichten van Oostende: het zijn plaatsen om er wandelend gedachten in te hangen. Hij had er tijd om te kijken, tijd om te zitten en te denken, of juist niet te denken. Alleen in deze stilte en bewegingloosheid hoorde en zag hij wat er al is en was: ruimte, onaantastbaarheid, vrijheid vermengd met water, bladeren, keien, zon, dag en nacht en alles wat uit je zicht en handen wegvloeit. Schilderen van het zichtbaar ongrijpbare, van het monumentaal voelbare, van de ruimte en het leven om hem heen: het werd een bezieling, die Yves Beaumont als een plezierige artistieke uitdaging aanging. Waar Beaumont opgroeide in Zandvoorde ligt een grote kreek, een vroegere spoelpolder en overblijfsel uit de tijd van de Spaanse bezetting van Oostende, met daarachter de immense poldervlakten. Dit landschap speelde een grote rol in het begrijpen van de dingen om Beaumont heen: “ik zou durven zeggen dat het een rol heeft gespeeld in de vorming van mijn wereldbeeld”, aldus de kunstenaar.

Zijn beelden zijn geen abstraheringen maar eerder krachtige intensiveringen van sensaties tot een echt Beaumont-landschap. Schilderijen en tekeningen worden bewerkt en herwerkt tot bijna monochrome beelden, getuigenissen van tijd en ruimte. De landschappen die ontstaan hebben dus bitter weinig te maken met het schilderen van landschappen, maar wel zijn het symbolen van herinneringen, van een gemoedstoestand, van een verlangen. Hiervoor tast Beaumont op een zintuiglijke wijze een verticale zilverberk, een waterige horizontale weerspiegeling, of de lichtpenetratie van de schemering af, slaat deze ervaringen op en brengt ze dan als herinneringen in beeld. En ook al lijken sommige series van zijn schilderijen op het eerste gezicht abstract, toch leert een betere beschouwing dat uit de verfmaterie landschappelijke tekens als een tak of een heuvelrug zichtbaar blijven, die slechts aanleiding zijn om er zijn landschap mee te componeren in wisselende picturale vertalingen tot een nieuwe realiteit.

Beaumont:”Zo ontstond de serie ‘Nachtdragers’ op een van mijn reizen naar het Zuiden, op Formentera. Het nachtelijke licht scheen op de gewassen en maquisbegroeiing, op het wateroppervlak en de gammele landweg naast het pension, zo fragiel, dat het bijna een spel werd van licht en kleur, vorm en compositie. Eigenlijk een zeer banaal en geromantiseerd gegeven, ware het niet dat het ook symbool kon staan voor het bijna ontbreken van het zichtbare. Alles was een schemering geworden, wat nog resteerde was de stilte, bijna voelbaar en de hitte die ook ‘s nachts op de omgeving drukte… ‘Alles was schemering geworden’… het beeld herleid tot haar essentie, tot je bijna in het donker moet gaan tasten.”

Opvallend bij de schilderijen van Beaumont is dat inhoud en vorm niet meer van elkaar kunnen gescheiden worden omdat zijn vormen ook gaan fungeren als inhoud en de inhoud samenvalt met de specifieke vorm. Misschien komt dat wel omdat deze kunstenaar zichzelf niet in de weg zit. Hij is een geboren schilder.Observatie van zijn omgeving en verwondering over die natuur leerden hem, dat de mens niet het eindproduct van de evolutie is, maar dat hij deel is van de schepping, terwijl hij intrigerend en vreugdevol zelf kan scheppen. Klassieker kan niet. Eigentijdser ook niet. Immers zijn thema, het landschap, is zo oud als de schilderkunst. Het is een prestatie om daar weer een eigenzinnige variatie en nuancering aan toe te voegen. Immers, Beaumont schildert geen mythologie en ook geen verhalen uit de bijbel, en toch zou je zijn werk ‘religieus’ kunnen noemen. Wars van religie werken zijn schilderijen meditatief, waarschijnlijk omdat hij niet alleen zijn métier verstaat maar ook omdat hij geestdriftig schildert. Hij schildert wat hij vindt dat hij moet schilderen, wars van wat anderen daarvan vinden. Wel kijkt Beaumont naar kunstvaders en is hij een groot bewonderaar van schilders als Turner en Monet. Zelf zegt hij hierover: Er bestaat geen vernieuwing zonder traditie.

Zijn vernieuwing bestaat erin, dat hij tracht het zichtbaar ongrijpbare te verbeelden in een landschap van deze tijd, dat op zijn beurt het ongrijpbare monumentaal weerkaatst.

Dit landschap laat je niet los en wil je terug zien omdat de heldere intimiteit geheimzinnig blijft.

Nicole Hermans, kunsthistorica en directeur van Arte Bene, Den Haag


Vóór Morandi werden ontelbare prachtige stillevens geschilderd, maar iemand die kunst aanvoelt zal zeker niet kunnen beweren dat de stillevens van de Italiaanse schilder gedateerd zouden zijn. Er bestaan immers geen versleten onderwerpen en het is nu eenmaal zo dat geen enkel hedendaags schilder de grote voorgeschiedenis van de schilderkunst kan negeren. Hij werkt in een continuïteit daarvan, actualiseert bepaalde onderwerpen, concretiseert zijn denkwereld en voorstellingsvermogen langs het medium verf, en probeert in deze complexe discipline een eigen weg te vinden. Een schilderij van betekenis moet zich recht houden met de fundamentele wetmatigheden van het medium an-sich. Niet eenvoudig in een tijd waarin kunst dichtgemetseld wordt door theorieën. De geest definieert echter niet als enige de kunst. Er is ook de vormgeving van emotie en gevoelens.

In het werk van Yves Beaumont (º1970) komt op tactiele wijze het zintuiglijk, gevoelig waarnemen zeer aan de orde: de vormgeving is er een van vermoedens, het koloriet is ingehouden en bedachtzaam aangebracht in een poging de werkelijkheid, ‘zijn’ werkelijkheid, te overstijgen. Schilderijen en tekeningen van Beaumont verwijzen vaak naar een minimalistisch picturale démarche: het is een zoektocht van figuratie naar poëtische defiguratie. Een verhaal om het kunstwerk heen is niet interessant, maar des te meer het mysterie dat een kunstwerk kan uitstralen. Datgene wat kan boeien in zijn kwetsbaarheid en onvolkomenheid, de manier waarop de schilder het eenvoudige esthetisme kan omzeilen en de wijze waarop de dingen pas hun gestalte krijgen door het schilderen zelf.

Ik kende Yves Beaumont als student aan de Gentse Academie voor Schone Kunsten, en ondertussen is hij een ‘compagnon de route’ geworden. Hij wordt gegrepen en geboeid door compositie en picturaliteit, brengt verf aan en schrapt, legt accenten, heeft plezier in de penseelvoering. Hij zoekt, en vindt zo zijn eigen plek binnen de hedendaagse schilderkunst.

Karel Dierickx, beeldend kunstenaar


‘De Schilderkunst is dood’ en sinds Richter lijkt alles geschilderd. En toch word je dezer dagen steeds vaker geconfronteerd met wat men ‘eigentijds schilderen’ noemt.Opmerkelijk is hoe vaak bij dat schilderen op een of andere manier wordt geappelleerd aan beelden die deel uitmaken van ons zogenaamd collectief geheugen, aan zaken die lang vervlogen zijn, maar zo ingrijpend blijken dat ze in de geest zijn blijven hangen. Hoe dan ook, velen worden erdoor aangegrepen, door vertederd. Voor velen staat de schilderkunst er sedert enige tijd weer.

Yves Beaumont (ºOostende, 1970) behoort tot het nieuwe Vlaamse ‘Schildersheir’. Let wel, er wordt nog veel geschilderd, ook buiten die gesmaakte nieuwe lichting, en ik heb het nu uiteraard over de zogenaamde Nieuwe Vlaamse Schildersschool, die er eigenlijk geen is, zoals er destijds ook niet echt een Brugse bestond, maar alle Brugse Schilders die hun stad niet verlieten en bezield, maar veeleer braaf ‘konterfeitten’, werden plots tot de ‘Brugse School’ gerekend. Yves Beaumont maakt deel uit van een groepje jonge Vlaamse schilders dat school maakt. Samen met dat van nog een aantal uitverkorenen, vertegenwoordigde werk van hem reeds eind 1997 Vlaanderen in het veelbesproken project ‘Vlaanderen/Cataloni’ in Barcelona, en werd vorig jaar zijn participatie gevraagd voor een project rond actuele Vlaamse kunst in de Pulchri Studio in Den Haag.

Het is alsof hij nooit een ander thema heeft gehad dan ‘het landschap’, maar dan in de breedste zin van het woord. Het werk heeft recentelijk op schilderkundig vlak weliswaar een wending genomen. Waar hij tot voor kort de figuratie, die steevast zijn uitgangspunt is, in de verf deed verzinken (maar dat op een subtiele en gevoelige manier) lijkt het alsof wij in de ‘vlakker’ geworden schilderijen het landschap straks daadwerkelijk te zien zullen krijgen, dat het bij een volgende ingreep zijn diepste geheimen zal prijsgeven. Beaumont is duidelijk ‘opener’ gaan schilderen. Zijn werken zijn als het ware ook een dialoog aangegaan met de waarneembaarheid van dat landschappelijke gegeven. Die band vergroot de uitdaging. Herkenbaar zijn wateroppervlakken, bomenrijen, weerspiegelingen en vage silhouetten. Landschappelijke elementen worden geschilderd, bewerkt, herwerkt en weer overschilderd in dunne verflagen. Het zijn sluiers van grijs-blauwen en etherische witten, duidelijk verwijzend naar een emotieve benadering, of een vage herinnering. Figuratieve elementen uit een bevreemdend landschap worden ‘tekens’ die een eigen leven zijn gaan leiden binnen wat we uiteindelijk ‘het schilderij’ noemen.

Beaumont schildert verder op wat de geschiedenis hem heeft nagelaten. Geen vernieuwing zonder traditie. En dat is zijn leitmotiv. Hij schildert, tekent en zoekt niet geforceerd naar vernieuwing, maakt geen vreemde sprongen, zoekt geen sensatie. Eenvoudige gegevens worden schilderkundig weergegeven en verwerkt tot getuigenissen van een hedendaags ‘beeld-denken’. Hij noteert, legt vast en maakt er bijna een nieuwe realiteit van. Hij is een jonge schilder van wie het werk al sinds zijn 20ste geregeld werd gelauwerd. ‘Inspiratie is een woord dat vooral luie kunstenaars in de mond nemen’ zei ooit iemand. Schilderen is voor Beaumont een denkproces geworden, een continuïteit. Elke tekening en elk schilderij is als een nieuwe bladzijde in een dagboek. Alleen, hij doet het niet met pen, niet met woorden en zinnen, maar met verf of houtskool. Zijn oeuvre getuigt van eenvoud, is gevoelig en suggestief.


Kenmerkend voor het werk van Yves Beaumont (°Oostende 1970) is de standvastigheid van de beeldtaal, van het creatief denken en daarnaast ook de overtuiging dat hij een schilder is die zijn taal mag en kan spreken. Zijn ‘inspiratie’ kent vrijwel een enkele bron: het landschap. Maar hij bezit ook de bijzondere gave om dit traditioneel gegeven om te vormen tot een hedendaags mediteren omtrent de schilderkunst en haar middelen. Hij zoekt naar eigen zeggen naar “de beeldende vertaling van het landschappelijke element”. Zowat alles wat met dit gegeven te maken heeft is middel en aanzet, reden tot beeldend enthousiasme, uitdaging om te herleiden tot een ultiem punt, tot een lijn, tot een vlakverdeling tussen licht en donker, een grafisch net van barsten in het ijs, de schaduw van takken tegen een lichtende achtergrond, een inbreuk op de sereniteit van een landschappelijke ritme, de kronkel van een vegetatief element, weerkaatsingen, het emotioneel geladen en toch beheerste aanvoelen van een repetitieve herinnering omtrent bomen in dichte wouden en bosachtige gebieden. Zijn schilderen is nuchter en extatisch tegelijk.

De Vlaamse en de Hollandse landschapsschilderkunst uit de zeventiende en de achttiende eeuw, de Engelse grootmeesters Turner en Constable, maar ook Spilliaert en Mondriaan boeien hem zeer en voeden zijn betrachtingen. We denken eveneens aan Théodore Rousseau en Camille Corot. Maar ook Claude Monet ligt in de lijn van zijn landschappelijke visie in die zin dat werkelijkheid en picturaliteit enthousiast in elkaar opgaan en dat wat staat uitgebeeld overstegen wordt door de gedachte, die zich langzaam meester maakt van de kijker zoals zij zich van de maker, de schepper, de ziener eerder heeft meester gemaakt. Het monumentale van sommige van zijn beeldende benaderingen, weergaven of interpretaties verraadt de intensiteit van de emotie, de behoefte aan herhalen, de angst om afscheid te nemen, het besef dat het onderwerp zich van zijn contouren heeft bevrijd. Ook Yves Beaumont vertrekt vanuit een geziene of ervaren werkelijkheid, vanuit een bestaand gegeven dat meteen een zuiver schilderkunstige allure en dimensie krijgt, die als het ware een voorwendsel wordt voor een bevragen en uitdiepen van het schilderen op zich, zoals inderdaad ondermeer met Mondriaan en Spilliaert het geval was.

Bijna voor de hand liggende gegevens zijn bijvoorbeeld de donkere golfbrekers, de stille, sombere duinenrijen of verlaten strandwegen die naar het licht van de zee toe lopen. Statische bomenrijen worden verticale beeldelementen die naar een verte uitwijken. Ritmes ontmoeten elkaar, twee vlakken zijn elkaars antipode. Het gegeven wordt uitgepuurd en groeit uit tot een etherisch schilderkunstige aanwezigheid van donker en licht, van suggestie die vanuit een realiteit is gegroeid en nu gedachte wordt, zonder het oorspronkelijke gegeven helemaal prijs te geven. Dat proces lijkt ons evenzeer schilderkunstig als geestelijk te zijn. Een doek van Yves Beaumont is immers niet gewoon een drager en wat verf, maar de getuige van een groei waarin de ene laag de andere aanvult, uitdaagt, overmeestert zonder haar transparantie te vernielen. Het figuratieve is aanwezig, teruggetrokken onder schijnbare monochromie of triomfantelijk toonaangevend in de totaliteit van verf en teken, van suggestie en herkenbaarheid, van ritme en bevreemdend licht, als etherische toets in een meer van tengerheid en getemperde tinten van blauw, groen, geel, lichtend grijs, schaduwen ook. Transparantie gluurt bij manier van spreken aan alle hoeken en op plaatsen waar de huid diafaan is geworden. Het schilderen straalt: klassiek en hedendaagse tegelijk, eenvoudig en complex, wel afgebakend en uitgerafeld, discreet en aangrijpend.

Soms mondt de ontmoeting van licht en donker uit in een verbazingwekkend gevoelige vlakverdeling van gitzwarte nacht en lichtende morgen met tengere franjes waar de twee elkaar ontmoeten. Het uitgebeelde heeft zijn ultieme vorm bereikt, zijn laatste groei.


Yves Beaumont still finds the ‘inspiration’ for his oeuvre in landscapes. He thoughtfully explores the relations between reality and imagination, between what is represented and the image that takes form on the carrier. The recognisability remains present to a greater or lesser degree, but the sketched or painted image becomes an autonomical, sensual entity. The reality of the image constantly prevails over the reality of the concept evoked. Undoubtedly Yves Beaumont is conscious of the fact that eventually every representation falls short when trying to capture reality. Perhaps for him, in the end, representing is but an alibi for the experience of happening, of acting, of the appearance and disappearance of a possible representation. It is a permanent traveling between construction and deconstruction, painting and painting over, to the ambiguous borderland between the recognisable (meaningful) and the uncertain (meaningless). It is as if the painter reaches for this one, liminal moment between significativeness and absence, between the representation and that which is not representable.

Art shows representation as a representation. It shows how the representation emerges, how it, literally, ‘takes place’ – representation calls attention onto its own appearance. In that sense art does not allow anything to appear without at the same time revisiting the appearance itself.1

Yves Beaumont finds inspiration in direct sensual observing of landscapes, lakes and ponds, trees, open land and mountains, which he captures as journal notes in sketches and photographic snapshots. As he is painting an autonomous process sets in, gradually veiling legibility and exploring the intangible. His ostensible simplifications intensify the suggestive functioning of the image as a sublimated unascertainable memory.

On the edge of an emptiness calling up expectations, he creates a latent tension between veiled legibility and pictural abdundance. It is as if the images have been completed in the imperfect tense. The spectator meets the amazement of the artist and is confronted with the mystery as the essence of the art work, which is not a representation of the world, but of being, of experiencing itself in the world. The painter seems to be fascinated by the sublime, which, according to Kant, manifests itself as an experience of reality and is able to withdraw itself from all categories of the mind – like a proverbial experience.

The experiencing of the sublime leads to the consciousness of something that transcends the world of experience – that moment at which something is not anymore and not yet meaningful.2

In the tactile materiality of Yves Beaumont’s paintings and drawings vibrates the implicit and the unspoken. There lies the secret of that which is absent, telling an untellable story about the amazement of observation.

Florent Bex


1. Frank Vande Veire: Als comateuze patiënten aan een reanimeringsmachine / Over kunst in een gemediatiseerde wereld, in: Context K, Actuele Kunst 2004, CIAP, Hasselt, p. 41.

2. Francis Smets: Lof der onwennigheid. Editoriaal, in: Context K., Actuele Kunst 2004, CIAP, Hasselt, p. 13.


De ‘inspiratie’ voor zijn oeuvre vindt Yves Beaumont nog steeds in het landschap. Bedachtzaam tast hij de relaties af tussen werkelijkheid en afbeelding, tussen het afgebeelde en het beeld dat vorm krijgt op de drager. De herkenbaarheid blijft in mindere of meerdere mate aanwezig, maar het geschetste of geschilderde beeld wordt een autonome, zintuiglijke entiteit. De werkelijkheid van het beeld primeert voortdurend op de realiteit van het gegeven dat opgeroepen wordt. Yves Beaumont is er zich zonder twijfel van bewust dat uiteindelijk elke representatie tekort schiet telkens hij de werkelijkheid poogt te vatten in een voorstelling. Wellicht is het voorstellen tenslotte voor hem slechts een alibi voor de ervaring zelf van het gebeuren, van het handelen, van het verschijnen en verdwijnen van een mogelijke voorstelling. Het is een permanent heen en weer gaan tussen constructie en deconstructie, een schilderen en terug overschilderen tot op het ambigue grensgebied tussen het herkenbare (betekenisgevende) en het ongewisse (betekenisloze). Het is alsof de schilder dit ene, liminale moment betracht tussen zingeving en afwezigheid, tussen de voorstelling en het onvoorstelbare.

De kunst toont de voorstelling als voorstelling. Zij toont hoe de voorstelling opduikt, hoe ze, letterlijk, ‘plaatsgrijpt’… de voorstelling stelt haar eigen verschijnen aan de orde. In die zin laat de kunst niets verschijnen zonder tegelijkertijd op het gebeuren van het verschijnen terug te komen.1

Yves Beaumont vindt inspiratie in het direct zintuiglijk waarnemen, van het landschap, de waterpartijen, de bomen, het vlakke land en de bergen, dat hij vastlegt als dagboeknotities in schetsen en fotografische momentopnames. Bij het schilderen treedt een autonoom proces op dat gaandeweg de leesbaarheid versluiert en het ongrijpbare aftast. Het schijnbaar vereenvoudigen intensifieert de suggestieve werking van het beeld als een gesublimeerde onachterhaalbare herinnering.

Op de rand van de leegte, die verwachting oproept, creëert hij een latente spanning tussen verhulde leesbaarheid en picturale volheid. Het is alsof de beelden afgewerkt zijn in de onvoltooide tijd. De toeschouwer ontmoet de verwondering van de schilder en wordt geconfronteerd met het mysterie als essentie van het kunstwerk, dat geen voorstelling is van de wereld, maar van het zijn, een ervaring van zichzelf in de wereld. De schilder lijkt gefascineerd te zijn door het sublieme, dat zich volgens Kant aandient als een werkelijkheidservaring, die zich weet te onttrekken aan alle categorieën van het verstand als een soort preverbiale ervaring.

De ervaring van het sublieme voert naar het bewustzijn van iets dat de ervaringswereld overstijgt… het moment waarop iets niet meer en nog niet betekenend is.2

In de tactiele materialiteit van Yves Beaumont’s schilderijen en tekeningen vibreert het onderhuidse en het verzwegene, waar het geheim schuilt van het afwezige, dat een onzegbaar verhaal vertelt over de verwondering van het waarnemen.

Florent Bex


1. Frank Vande Veire: Als comateuze patiënten aan een reanimeringsmachine / Over kunst in een gemediatiseerde wereld, in: Context K, Actuele Kunst 2004, CIAP, Hasselt, p. 41.

2. Francis Smets: Lof der onwennigheid. Editoriaal, in: Context K., Actuele Kunst 2004, CIAP, Hasselt, p. 13.


Facebook
@